Je bevindt je hier:

Samenwerken met de Surinaamse gemeenschap

Het afgelopen jaar hebben we in het DE-BIAS project verschillende co-creatie sessies georganiseerd. Tijdens deze sessies keken deelnemers van de Surinaamse gemeenschap samen naar archiefmateriaal, om beschrijvingen te bewerken en metadata aan te vullen. Hieronder beschrijf ik de belangrijkste lessen die we hebben geleerd over samenwerken met gemeenschappen.

Het afgelopen jaar hebben we in het DE-BIAS project verschillende co-creatie sessies georganiseerd. Tijdens deze sessies keken deelnemers van de Surinaamse gemeenschap samen naar archiefmateriaal, om beschrijvingen te bewerken en metadata aan te vullen. Hieronder beschrijf ik de belangrijkste lessen die we hebben geleerd over samenwerken met gemeenschappen.

Groep mensen die gearmd staan

Het DE-BIAS project is opgezet om kwetsende taal op te sporen in de metadata van culturele erfgoedcollecties en alternatieve woorden toe te voegen. Beeld & Geluid is vanaf het begin betrokken bij DE-BIAS, omdat het ons als grootste media archief van Nederland aangaat dat archiefbeschrijvingen en metadata toegankelijk en bedachtzaam zijn voor een zo breed mogelijk publiek. Het samenwerken met ondervertegenwoordigde groepen is hierbij van groot belang, en deze vruchtbare samenwerking met de Surinaamse gemeenschap heeft ons veel bijgebracht over hoe je dit het beste doet. 

Vrouw die presenteert bij een groot scherm

Een betrokken facilitator

Ten eerste hebben we gezien dat een goede facilitator ten grondslag ligt aan succesvolle co-creatie sessies: iemand van de gemeenschap zelf die vanuit eigen betrokkenheid de schakel kan zijn tussen gemeenschap en archief. Sharma Soerjoesing-Chin A Foeng komt uit Suriname en werkt sinds 2003 als presentator en producer bij Omroep West. 

Als facilitator gaf Sharma leiding aan de sessies, maar ze dacht ook vanaf het begin mee over de aanpak en werkwijze. Ze speelde een cruciale rol in het selecteren van het materiaal en het samenstellen van de groep. Deelname was betaald, en via Sharma konden we Surinaams-Nederlanders uitnodigen die zich in hun werk of dagelijks leven bezighouden met bewustwording van de Surinaamse cultuur in Nederland. 

Emoties voorop 

We hebben geleerd dat het belangrijk is om binnen de sessies ruimte te laten voor emoties. In het beschrijven van materiaal proberen archiefinstellingen zo neutraal mogelijk te zijn, al wetende dat het materiaal noch de beschrijving ooit volledig neutraal kan zijn. Omdat beelden veel emoties oproepen, was volgens Sharma het bespreken van emotie en herkenning het natuurlijkste startpunt. Hierdoor hielden we een bepaalde volgorde aan: We speelden eerst een videofragment uit het archief af, waarna Sharma alle impressies bij de groep ophaalde. Ze schreef op een flipover eerst alle emoties die bij mensen opkwamen, en daarna alle informatie om tot een beschrijving te komen. Hierna lieten we de bestaande beschrijving zien en werd er hierover gepraat.

Deze volgorde bood ruimte voor het delen van persoonlijke ervaringen en perspectieven, en omdat de groep eerst onbeïnvloed een eigen beschrijving samenstelde, was het goed te zien wat er voor de deelnemers centraal stond. Bij het bekijken van de bestaande beschrijvingen was het vervolgens meteen zichtbaar wat er anders verwoord moest worden of nog ontbrak. 

Weg met aannames

Ten derde hebben we geleerd om aannames los te laten. Mijn collega’s en ik hadden bij bepaalde fragmenten sterke reacties verwacht, zoals bij een fragment uit 1991 van satirisch programma De Schreeuw van de Leeuw. Hierin gaat komiek Paul de Leeuw als zijn typetje Bob de Rooij op bezoek bij een Surinaams gezin in de Bijlmer. Hij gebruikt herhaaldelijk kwetsende woorden en speelt in op negatieve stereotypen over zwarte mensen. Zelf vond ik het fragment heftig om te zien, maar de deelnemers vonden er tot mijn verbazing hele positieve kanten aan. Een van de deelnemers zag het als een belangrijk ontmoetingsmoment in de media tussen een Nederlandse komiek en de Surinaamse gemeenschap. Er werd gelachen om de onwetendheid van toen, omdat er bijvoorbeeld bara’s op tafel stonden bij een Creoolse familie terwijl dit een Surinaams-Hindoestaans snack is.

In de beschrijving wilden de deelnemers de kwetsende termen dan ook behouden, zij het met een disclaimer. Zoals Sharma het gevoel van de groep uitdrukte: “Mensen snappen het ook wel: dingen veranderen door de jaren heen, maar geef dan wel aan waarom het toen zo is geschreven”

NIEUWE INZICHTEN

We hebben geleerd dat de deelnemers een andere focus hadden, en nieuwe inzichten boden op het materiaal. Tijdens de sessies werd duidelijk dat deelnemers het ontbreken van kennis en de eenzijdigheid van bestaande beschrijvingen problematischer vonden dan de aanwezigheid van kwetsend taalgebruik. Volgens deze groep was dit taalgebruik telkens onderdeel van een stukje geschiedenis, en dus vonden ze het bieden van context en verdere informatie belangrijker dan het weglaten van kwetsende termen. 
Uiteindelijk liggen hier ook veel meer kansen: als ondervertegenwoordigde gemeenschappen kennis kunnen bijdragen aan beschrijvingen worden archieven toegankelijker en bruikbaarder voor iedereen. Onze deelnemers kwamen met culturele en taalkundige termen die nu als zoektermen kunnen worden toegevoegd, waardoor het materiaal vindbaarder wordt voor Surinamers en Surinaams-Nederlanders.

De belangrijkste les van de co-creatie sessies is dan wellicht dat samenwerken met gemeenschappen de eenzijdigheid van archiefbeschrijvingen helpt doorbreken. De samenwerking met deze groep heeft verrijkende kennis opgeleverd waarmee stiltes opgevuld kunnen worden en de toegankelijkheid van het archief vergroot.