Je bevindt je hier:

The Making of Serieus grappig: deel 3 - een Duits konijn

In deel 2 hebben we gelezen hoe de tentoonstelling inhoudelijk tot stand kwam. Hieronder lees je hoe onze plannen (letterlijk) vorm kregen.

In deel 2 hebben we gelezen hoe de tentoonstelling inhoudelijk tot stand kwam. Hieronder lees je hoe onze plannen (letterlijk) vorm kregen.

Nu het bouwstof is neergedaald, de wijnvlekken van de opening uit de vloerbedekking zijn gepoetst en mijn mailbox en mijn eigen werkgeheugen weer een beetje zijn opgeschoond, is het tijd om terug te kijken. Want van eerste idee (“Laten we een tentoonstelling maken over satire!”) naar een ruimte waar je daadwerkelijk doorheen kunt lopen en kunt zien en beleven wat je met je team bedacht hebt, is het mooiste proces wat er bestaat.

Duizend geeltjes in een snelkookpan

Op 16 april 2018 organiseer ik de eerste brainstorm voor de nieuwe tentoonstelling. In een breed gezelschap met mensen uit verschillende lagen uit de organisatie en van verschillende disciplines denken we na over het onderwerp en wat een tentoonstelling over satire volgens ons zou moeten en kunnen zijn. We stappen bijvoorbeeld letterlijk over de streep (eens/oneens) om aan de hand van een groot aantal stellingen te bepalen wat de randvoorwaarden voor de tentoonstelling zouden moeten zijn. Zo bepalen we snel dat de tentoonstelling in alle mogelijke opzichten kleurrijk moet zijn, dat bezoekers er iets van zouden moeten leren en dat we graag willen vertellen waarom satire een maatschappelijk belang heeft. We besluiten ook dat we niet volledig hoeven te zijn, dat we niet de hele satiregeschiedenis hoeven te tonen en dat de tone of voice niet serieus hoeft te zijn. Een werkvorm die je dwingt om snel keuzes te maken en bloot te leggen waar meningen verschillen, zodat je alleen daar waar nodig met elkaar in discussie gaat.

 

Er volgen nog twee dagen waarin we met het tentoonstellingsteam in een zogenaamde ‘pressure cooker’ de basis leggen voor een eerste concept. Het helpt enorm om in een relatief korte tijd ondergedompeld te worden in de materie en de tijd te hebben voor het doorkauwen van het onderwerp. Waar bestaat satire uit? Wat moet er in elk geval in? Welke mogelijke storylines zijn er? Voor wie maken we de tentoonstelling? Met welk gevoel gaan onze bezoekers naar huis? Wanneer is de tentoonstelling geslaagd? Wat zou de titel moeten zijn? Welke onderdelen zou de tentoonstelling kunnen hebben?

De geeltjes en werkvormen vliegen ons om de oren, maar na twee dagen hebben we dezelfde stip op de horizon. En dat maakt de rest van het proces een stuk eenvoudiger. Zo bepalen we dat we de bezoeker eerst willen meenemen in de wereld van satire, we beginnen de tentoonstelling breed met de vraag: Wat is satire? Vervolgens laten we zien waar het genre uit bestaat en laten we de beste voorbeelden zien. Daarna laten we de maker aan het woord: welke stijlfiguren zijn er en waarom maken de makers satire? Ook besluiten we dat we het vervolgens breed over de intentie van de maker en het maatschappelijke effect van satire hebben, waarna we tot slot, steeds smaller, bezoekers laten nadenken over hun eigen persoonlijke grenzen. We komen met bovenstaande keuzes snel tot een vlekkenplan: een plattegrond waarop de storyline grofweg ingetekend is.

 

Van concept naar ontwerp: een spelletje pingpong

Nadat de post-its zijn verwerkt in een uitgewerkt concept, waarbij we de storylines verder uitdiepen en alvast voorzichtig vertalen in mogelijke vormen, content en objecten, kunnen we met ons concept en een slordige begroting onder de arm op zoek naar een ontwerpbureau dat voor ons een ruimtelijk ontwerp gaat maken. De keuze valt op het bureau Trapped in Suburbia. Tussen briefing, schetsontwerp, voorlopig ontwerp en het definitief ontwerp, pingpongen we met hen vele malen heen en weer over budget, planning, look & feel, kleur, objecten, bezoekerservaring, materiaal, bestellingen, bouw, content, afmetingen, hardware, vitrines en juist wel of geen konijn in de tentoonstelling. We zijn buitengewoon tevreden met het resultaat.

Het ontwerp versterkt de inhoud van de tentoonstelling zonder te overheersen of alle aandacht op te eisen. Het is een enorme uitdaging om met een beperkt budget, toch tot een ontwerp te komen dat het onderwerp en de storylines eer aan doet. Uiteindelijk kozen we voor schuurpapier en donkere kleuren op de buitenste wanden (satire kan immers flink schuren). In het midden van de ruimte staat een enorm pluche konijn met bokshandschoenen aan bovenop een regenboog. Samen vormen ze een mooie vorm voor wat satire eigenlijk is: een scherpe boodschap verpakt in iets moois of kleurrijks, meestal een kunstvorm. Bovendien doet een venijnig maar zacht reuzekonijn het goed op instagram.

Als het definitieve ontwerp klaar is kan ik beginnen met het maken van een uitgebreide productieplanning. In een excel waar je scheel van wordt, schrijf ik helemaal uit waar elk onderdeeltje van de tentoonstelling precies uit bestaat, wie daar verantwoordelijk voor is en wanneer het klaar moet zijn, om precies alle onderdelen op het juiste moment in elkaar te kunnen passen. Wandteksten, interactieteksten, schermteksten, vloer- en wandbekleding, objecten, AV producties, compilaties, interviews met makers, meubilair, props, animaties, printwerk, hardware, software… alles landt in detail in de productie- en bouwplanning: mijn externe geheugen.

De tentoonstelling krijgt vorm

Intussen vinden we een bouwer (Maquette atelier), een softwareontwikkelaar (Kiss the Frog), een lichtontwerper (Lichtpunt Theatertechniek), een animatiebureau (Reanimation) en een reclamebureau voor het campagnebeeld (B.R.A.I.N. Creatives). Ook de research gaat natuurlijk gewoon door: mijn collega’s van het researchteam vorderen gestaag met het completeren van de content. Wekelijks komt het tentoonstellingsteam (bestaande uit een conceptontwikkelaar, inhoudsontwikkelaar, conservator, marketeer, multimedia-specialist en ikzelf als project- en productieleider) bij elkaar om de voortgang te bespreken.

In december start de bouw op locatie in onze Blauwe zaal en algauw is daar de eerste uitdaging. Het schuurpapier dat we op de wanden willen aanbrengen verwijdert niet alleen het vel van de knokkels van onze bouwploeg, het bobbelt ook na bevestiging. Er zit niks anders op dan in de kerstvakantie te broeden op een oplossing. Als we het werk in januari hervatten, blijkt er een kerstwonder te zijn gebeurd: het papier zit ineens toch strak op de wand en we kunnen verder. Soms zit het mee. Om onder de aanbestedingsgrens te blijven, besteden we niet alles uit aan één partij. Veel bestellingen voor meubilair en props doe ik zelf. De bestelde barokke troon lijkt zich op de bodem van de Waddenzee te bevinden, Alibaba stuurt facturen in het Chinees en sommige bedrijven leveren helemaal niet. Soms zit het tegen.

Duits konijn

Het gigantische konijn uit het ontwerp moet in Duitsland worden gemaakt en arriveert onder grote belangstelling van collega’s gelukkig op tijd, de veertig boksballen, die als ruimteverdelers gaan dienen, komen van een aantal verschillende leveranciers (want wie heeft er nou veertig op voorraad?). Intussen speuren we onze objecten bij elkaar. Deze komen niet alleen uit ons eigen archief. Een aantal objecten nemen we in bruikleen: we mogen de beroemde ‘herindelingskaart’ van Jacobse en Van Es vertonen, we krijgen via de Volkskrant het Bucklerflesje dat in het bezit was van Youp van ‘t Hek en we lenen de kap- en grimespullen van de grimeurs van Koefnoen, Van Kooten en De Bie en Jiskefet. Vooral de zoektocht naar de kleipoppetjes van het programma Egoland is een speld in een hooiberg. Uiteindelijk vind ik ze op zolder bij de producent van het programma. Elke dag ga ik even kijken in de tentoonstellingsruimte. Het is geweldig om te zien hoe alles wat er al die tijd in je hoofd heeft gezeten, gestalte krijgt.

Het is een enorme klus om alles op tijd af te krijgen, maar veel plezier hebben we wel: in onze WhatsApp groep bestoken we elkaar met grappige prenten, goede en minder goede ingevingen en hilarische reacties van allerlei makers op onze vragen. Tegen onze telefonische afspraak in, doet Hans Teeuwen tóch de deur open in zijn pyama als ik de nikab van Gregorius Nekschot bij hem kom ophalen en collega Jop krijgt een obscene prent toegestuurd van een bekende spotprentmaker. Natúúrlijk mogen we zijn materiaal gebruiken…

En dan is het zover: nog een laatste rondje met de stofzuiger, nog een laatste doekje over de vitrines. De lijm van de plaatjes zoveelste versie van de onderschriften bij de spotprenten is nog nauwelijks droog als onze directeur Eppo de tentoonstelling op donderdag 7 februari opent met een blaas op zijn roltoeter en een hand confetti over zijn feesthoed. Nog dezelfde avond mag hij bij Jinek vertellen over onze tentoonstelling. Nu is het wachten op de reacties van de pers en onze bezoekers. Maar daarover volgende week meer in een volgende blog van mijn collega’s Arjen en Mariska over de programmering rondom de tentoonstelling en de communicatie en marketing van een tentoonstelling.