Je bevindt je hier:

From archive to storytelling

Filmmakers Brett Morgen en James McDonald vertelden alles over de kansen en uitdagingen van het werken met archiefmateriaal voor hun documentaires tijdens de Industry session op IDFA. Donna Piët was erbij en doet verslag van de sessie.

Filmmakers Brett Morgen en James McDonald vertelden alles over de kansen en uitdagingen van het werken met archiefmateriaal voor hun documentaires tijdens de Industry session op IDFA. Donna Piët was erbij en doet verslag van de sessie.

Cobain: montage of a heck

Tijdens afgelopen IDFA vond de Industry session: from archive to storytelling plaats in het Carlton Hotel. Te gast waren archief-onderzoeker James McDonald (All this mayhem, 2014) en filmmaker Brett Morgen (Jane, 2017, Cobain, montage of heck, 2015). In vogelvlucht namen ze bezoekers mee, van de uitdagingen van onderzoek doen en licenties krijgen tot het creatieve proces van monteren. De gespreksleider was Melanie Rozencwajg, CEO van het bedrijf Archive Valley, dat contentmakers verbindt met specialisten van archieven en collecties in meer dan veertig landen. Door op persoonlijke wijze hulp te bieden bij het zoek- en licentieproces hoopt Archive Valley bijzondere collecties toegankelijker te maken en hergebruik te stimuleren[1]. 

In een ontspannen gesprek bespraken Morgen (Jane, 2017, Cobain: montage of heck, 2015) en McDonald (All this mayhem, 2014) verschillende aspecten van hun werkprocessen met betrekking tot het gebruik van archiefmateriaal in documentaires. Vanuit twee hele verschillende werkwijzen schetsen de makers een beeld van een allesbehalve uniform werkgebied.

Archiefmateriaal als basis

In 2007 kreeg regisseur Brett Morgen toegang tot het volledige archief van Kurt Cobain, bewaard in een opslagruimte in Los Angeles. Het lag vol met, onder andere, dagboeken, objecten, schilderijen en geluids- en video-opnames. Dit materiaal zou de basis worden van zijn film Cobain: montage of heck. Zijn film Jane begon op een vergelijkbare manier: hij kreeg een telefoontje van National Geographic met de vraag of hij een film wilde maken met een hele specifieke collectie beeldmateriaal: 140 uur aan 16mm film van Jane Goodall’s expeditie naar Gombe (Tanzania) in 1960, gefilmd door Hugo van Lawick.

Missende shots zijn een zegen: ze forceren je om te zoeken naar creatieve oplossingen.

In beide gevallen was het uitgangspunt van de film dus een afgebakend pakket aan beeldmateriaal. Misschien lijkt het beperkend, maar Morgen benadrukte dat de ‘gaten’ in een verhaal en de missende shots juist een zegen zijn: ze forceren je om te zoeken naar creatieve oplossingen.

Animatie in 'Cobain: montage of heck'

Zo gebruikte hij in Cobain: montage of heck stukjes animatie van de Nederlandse animator Hisko Hulsing om de objecten, fotos en kunstwerken tot leven te brengen. Van belang is dus niet zozeer welk materiaal je hebt (of niet hebt), maar hoe je omgaat met het beperkte materiaal dat je voorhanden hebt. Een vooraf bepaald kader met betrekking tot beeldmateriaal sloot ook mooi aan bij Morgen’s creatieve werkproces: hij vertelde dat hij altijd eerst al het materiaal voor een film verzamelt voordat hij gaat bewerken, en dat er later ook geen nieuw materiaal meer bij moet komen. Vervolgens bekijkt hij al het materiaal van begin tot eind. Als er muziek aan te pas komt, zoals bij Cobain: montage of heck, dan luistert hij naar alle nummers van een artiest in chronologische volgorde, met de songteksten voor zich op tafel. Op dat moment, zei Morgen, ontvouwt het narratief zich vanzelf, lijkt het verhaal zichzelf te schrijven. Vervolgens schrijft hij het hele script van de film en begint daarna pas aan het bewerkingsproces. [2]

Zoektocht naar archiefmateriaal

Het uitgangspunt voor McDonald bij de film All this mayhem was compleet anders. Op het moment dat McDonald als archiefonderzoeker werd benaderd was de film al in de bewerkingsfase. All this mayhem is een documentaire over het het tumultueuze leven van de skaters Tas en Ben Pappas in de jaren 80 en 90. Inherent aan de skate-subcultuur is het filmen, dus er was geen tekort aan materiaal, maar het probleem was het vinden en het selecteren van het materiaal. Dat is precies waar McDonald voor was aangenomen, want dat bleek nog een hele uitdaging: hun contacten waren verspreid over San Diego en Australië, één contactpersoon zat in de gevangenis, sommige mensen waren niet te vinden, velen konden zich dingen niet meer herinneren en er waren onderling ruzies die met de tijd niet minder waren geworden.

All This Mayhem

All This Mayhem

Onderzoek en licenties

Waar begin je als er zoveel (potentieel) materiaal aan je voeten ligt, maar je geen idee hebt wat het allemaal is? Onderzoek doen, vertelde McDonald. Het omvat negentig procent van zijn werk. Je helemaal verdiepen in het verhaal en de gebeurtenissen: boeken lezen, verhalen horen en namen en mensen leren kennen. Die kennis is nodig om te bepalen wie te benaderen voor materiaal, maar ook welke beelden relevant zijn voor de film. Het was aan McDonald om die selectie te maken en alleen het beste materiaal aan de editor te leveren, zodat die zich niet bezig hoefde te houden met onbelangrijk materiaal of details. McDonald beschreef een non-lineair proces van onderzoek doen, praten met mensen, horen dat er misschien beeldmateriaal bestaat van een bepaald moment, nog meer praten met mensen totdat ze zich herinneren dat iemand die beelden misschien daadwerkelijk ergens heeft liggen, en dan op zoek gaan naar die persoon en de beelden. En dan begon pas het tweede proces: onderhandelen en toestemming krijgen om de beelden te gebruiken.

Het belang van vertrouwen en open communicatie

Om dat te bereiken moest McDonald erg veel tijd steken in het vertrouwen winnen van mensen, vooral omdat de onderlinge relaties van zijn contacten zo complex waren. Voor ieder persoon was er weer een andere aanpak of benadering nodig. Desalniettemin benadrukte hij dat als je eerlijk en open bent met mensen, ze vaak willen meewerken, zelfs als ze er niet volledig achter staan. Dit beaamde ook Morgen.

Als je eerlijk en open bent willen mensen vaak meewerken, zelfs als ze er niet volledig achter staan.

Bij het maken van Cobain: montage of heck was Cobain’s dochter, Frances Bean, nauw betrokken als uitvoerend producent, en deze vertrouwensband zorgde ervoor dat Morgen meer vrijheid had bij het gebruik van het materiaal. Daarnaast gaven de makers nog als algemene, praktische tip mee: onderhandelen over materiaal vergt een goede balans tussen vastberadenheid en bescheidenheid. En niet te vergeten: laat nooit merken dat je geld hebt!

Maar wat doe je als je de eigenaar van het materiaal niet kunt vinden? Soms valt hergebruik onder fair use, maar Morgen alsmede McDonald benadrukken dat ze niet graag die gok wagen. Alhoewel regels omtrent fair use de laatste jaren wat soepeler lijken te worden is het financieel vaak te riskant: zelfs als je een rechtszaak wint, kan het leiden tot faillissement. In andere gevallen gebruiken ze het materiaal wel, maar dan leggen ze vijfhonderd euro apart en bewaren ze bewijsmateriaal (zoals e-mails) waarmee ze kunnen aantonen dat ze (redelijkerwijs) geprobeerd hebben om de eigenaar ervan te vinden.

Jane

Selectie en editing

Bij het selecteren van materiaal liepen de makers tegen allerlei uitdagingen aan, maar één thema sprong er herhaaldelijk uit: je bent altijd op zoek naar ‘het moment na het moment’. Bijvoorbeeld een shot in de film Jane waarbij, net voordat de camera wegdraait, Goodall haar tong uitsteekt naar de camera. Dit zijn de onbewaakte momenten en beelden die van waarde zijn voor een film. McDonald vertelde hoe hij een uur lang skateboardende mensen moest kijken om maar een paar seconden bruikbaar beeld te krijgen van een betekenisvolle blik of van iemand die iets vertelt.

“to make sense of this footage was hell.”

Morgen had bij het maken van Jane in principe ook voldoende materiaal voorhanden om beelden uit te selecteren, maar liep tegen hele andere problemen aan: alle beelden waren in willekeurige volgorde achter elkaar geplakt, zonder geluid en zonder notities. Het materiaal was ook eindeloos repetitief: de apen sliepen, liepen, aten of paarden en dat was het wel zo’n beetje. Toch moest Morgen alle honderdzestig apen van elkaar leren onderscheiden en, zo zei hij, gezichtsherkenning is bij apen een stuk lastiger dan bij mensen. [2] Hij zei in een interview: “to make sense of this footage was hell.” [3] Na acht maanden beelden catalogiseren waren acht apen gekozen als hoofdrolspelers en kon Morgen het script gaan schrijven. [2]

In het script zaten scènes in die wel echt gebeurd waren, maar die niet in hun geheel gedocumenteerd waren door Hugo van Lawick. Om deze scènes in de film te verwerken moest Morgen verschillende shots bij elkaar sprokkelen en die aan elkaar rijgen om ze te laten kloppen met het verhaal [2]. Dus wat soms één scène leek te zijn bestond eigenlijk uit vele losse fragmenten. Hij gebruikte de beelden dus als een soort ruw materiaal, waarin hij vrijelijk knipte en plakte om de scènes te creëren die hij nodig had om zijn verhaal te vertellen.

Het toevoegen van geluid en muziek

Hetzelfde gold voor de geluidsmontage. Om apengeluiden in de film te verwerken kreeg zijn team vijftig jaar aan veldopnames van chimpansee geluiden tot hun beschikking. Daarnaast gebruikte Morgen geluidsopnames van Goodall waarin zij haar eigen boek voorleest, en fragmenten van hun interviews (die overigens pas erg laat in het proces waren opgenomen: hij ontmoette haar pas na de first cut van de film [4]) [2]. Omdat het script al klaar was wist Morgen precies wat hij in de interviews van Goodall wilde horen en hij bestudeerde oude interviews met haar om haar antwoorden op vragen te kunnen voorspellen [2]. Iedere vraag was dus vooropgezet om een bepaald antwoord uit te lokken. Zelfs de timing van de vragen was zo uitgedacht dat Goodall het gewilde antwoord gaf op het moment waarop Morgen de belichting precies goed achtte voor de sfeer van haar antwoord [2]. Nadat de apengeluiden en Goodall’s opnames in de film waren verwerkt werd de beroemde componist Philip Glass benaderd voor de muziek: Morgen wilde van Jane een docu-opera maken. Daarop volgde een iteratief proces waarin Glass muziek maakte, Morgen feedback gaf en delen goed- of afkeurde, en Glass weer aan het werk ging. Ondertussen werden alle beelden opnieuw gemonteerd zodat deze aansloten bij de muziekstukken van Glass. [3]

Jane

Jane

Een nieuwe werkelijkheid creëren

Lawick’s filmmateriaal was oorspronkelijk bedoeld als wetenschappelijke documentatie van Goodall’s expeditie. Ondanks de uitmuntende kwaliteit van de beelden waren zij voornamelijk somber en bruin getint, hetgeen in sterk contrast stond met de kleurrijke beschrijvingen van Gombe in Goodall’s boeken. Om Gombe te portretteren door de ogen (en herinneringen) van Goodall is er 250 uur gestoken in colour-grading. Morgen aarzelde niet om in dit proces een hele nieuwe werkelijkheid te creëren. Door bijvoorbeeld de kleuren en het contrast aan te passen bepaalde Morgen zelf of een scène in de ochtend of avond plaatsvond, terwijl in de realiteit de beelden allemaal op eenzelfde grauwe middag waren opgenomen. Door niet trouw te blijven aan het originele filmmateriaal wist Morgen uiteindelijk dichterbij Goodall’s echte ervaringen en herinneringen, en dus werkelijkheid, te komen. Op die manier hoopte Morgen een intieme, sublieme en immersive film te maken.

All This Mayhem

McDonald voegde daaraan toe dat al bestaande technische verschillen in materiaal, zoals de kwaliteit van footage of een kleurverschil, ook een narratieve functie kunnen hebben. Bijvoorbeeld, in de film All this mayhem kunnen de kijkers op een gegeven moment aanvoelen dat Tas en Ben beroemd zijn geworden doordat de kwaliteit van het beeldmateriaal opeens verbetert, omdat ze op dat moment professioneel gefilmd worden. Zo kan een verandering in beeldkwaliteit ook een duidelijke aanwijzing zijn dat er in het narratief een sprong vooruit of terug in de tijd wordt gemaakt.

Of het materiaal never-before-seen is of al vaker gebruikt: wat jij ervan maakt zal altijd never-before-experienced moeten zijn.

Morgen en McDonald beschreven in deze sessie twee hele verschillende benaderingen bij het maken van documentaire films met archiefmateriaal. Wat het meest bijbleef is de volledige toe-eigening van het filmmateriaal: de beelden losmaken van hun originele context en deze met montage, geluidsediting en colour-grading een compleet nieuw leven inblazen. Daarom, benadrukten beide makers, maakt het ook niet uit of het materiaal never-before-seen is of al vaker gebruikt: wat jij ervan maakt zal altijd never-before-experienced moeten zijn.

En of je nu een film maakt van een bestaande collectie of beelden moet gaan verzamelen, het proces van beelden vinden, kiezen en krijgen is ook uniek voor iedere maker, film en contactpersoon. Vooral het proces van beelden sprokkelen wordt de komende jaren boeiend om te volgen. McDonald voorspelde dat met de opkomst van user-generated footage er steeds meer materiaal beschikbaar zal zijn; tegelijk zal het ook steeds moeilijker zijn om het materiaal te vinden: ongeordend en verspreid over vele persoonlijke apparaten.

Bronnen

[1] Frequently Asked Questions. Geraadpleegd op 1 dec, 2017 van https://www.archivevalley.com/faqutm_medium=blog_legacy&utm_source=blog_legacy&utm_campaign=faq

[2] Huls, A. (2017). How Brett Morgen Made ‘Jane’ with Lost National Geographic Footage. Geraadpleegd op 1 dec, 2017 van https://blog.pond5.com/17109-director-brett-morgen-made-jane-lost-national-geographic-footage/

[3] Pritchard, T. (2017). Brett Morgen on Jane, Syncing Philip Glass’s Score to Chimp Sounds and Organizing 140 Hours of Archival Footage. Geraadpleegd op 1 dec, 2017 van http://filmmakermagazine.com/103739-brett-morgen-on-jane-syncing-philip-glasss-score-to-chimp-sounds-and-organizing-140-hours-of-archival-footage/

[4] Radish, C. (2017). Director Brett Morgen on ‘Jane’ and Directing the Pilot of Marvel’s ‘Runaways’. Geraadpleegd op 1 dec, 2017 van http://collider.com/brett-morgen-jane-interview/